top of page

Keuzeopdracht A

 

De afgelopen tijd heb ik mij erg beziggehouden

met twee verschillende vormen van denken:

stoornis- en diversiteitsdenken. Aan verschillende

mensen in het onderwijs heb ik onderstaande

korte vragen gesteld:

1. Toon jij geloof in de ontwikkelings- en

leermogelijkheden van elke leerling?

2. Sta jij open voor positieve toekomstkansen van elke

leerling?

 

Het zijn zomaar twee puntjes uit de competentiewijzer (competentie 1) die veel zeggen over iemands houding ten opzichte van een leerling. Wat ik al had verwacht, gebeurde ook: iedereen beantwoorde beide vragen met 'ja' zonder er lang over na te denken. De afgelopen tijd heb ik ook velen van hen geobserveerd en met enkelen heb ik gesprekken gevoerd. Daaruit bleek dat niet iedereen de vragen met 'ja' had moeten beantwoorden.

 

Bovenstaande vragen lijken heel vanzelfsprekend. In eerste instantie dacht ik ook: het is toch vanzelfsprekend dat je zo'n houding hebt als leerkracht?! Tot ik even terugging in de tijd en bijvoorbeeld dacht aan mijn langdurig invalwerk in groep 5 en 6 op de basisschool. Daarin zat ook een kindje met autisme. Ondanks mijn vele ervaring met autisten, vond ik het gedrag van dit jongetje zeer storend en hinderlijk in de klas en ik bekeek het als een last (stoornisdenken) en ik was niet de enige. Toch ging het op den duur steeds iets beter, maar er waren nog steeds problemen.

 

Ik merk dat ik door deze opleiding in staat ben om heel anders naar kinderen en jongeren te kijken. Ik heb een hele ontwikkeling doorgemaakt het afgelopen jaar. In plaats van mij te focussen op de beperking (stoornisdenken), kijk ik naar de mogelijkheden (diversiteitsdenken): waar is het kind goed in en wat kan/wil het leren? Voor zowel mezelf als voor het kind en ouders merk ik dat dit een hele verlichting is en dat ik zelfs meer plezier beleef aan mijn werk: ik ga graag nieuwe uitdagingen aan en vind het interessant om de mogelijkheden van een leerling uit te zoeken. Als ik dan iets gevonden heb wat echt goed werkt, geeft dat mij veel voldoening.

 

Hieronder citeer ik enkele uitspraken van verschillende personen uit het onderwijs waar ik mee te maken heb. Ik vermeld er ook steeds bij of het om stoornis- en/of diversiteitsdenken gaat. Daarnaast staat er bij met welke competenties de situatie onder andere te maken heeft.

 

Collega (leerkracht middelbaar onderwijs) Chiel: 'Ik heb een nichtje dat zowel lichamelijk als geestelijk gehandicapt is. Vroeger was ik best bang voor haar en ik dacht ook dat ze niks kon. Terwijl ik al lang kon lezen en schrijven, kon zij nog niet eens praten en toen ik op de middelbare school zat en vakken leerde, leerde zij de eerste letters. Ik vroeg me af of het wel zin had om haar iets te leren: ze kon toch bijna niets (stoornisdenken). Nu ik volwassen ben, valt het mij op hoeveel ze wél kan. Het is ook mooi om te zien hoeveel geloof de begeleidsters op de dagopvang in haar hebben en haar kansen bieden om te groeien, al gaat dat maar met kleine stapjes (diversiteitsdenken).'

Competenties:

1.1 Openstaan voor positieve toekomstkansen van elke leerling.

 

Juf Nellie van mijn autistische zusje: 'Anke Lien is gevaarlijk voor andere

leerlingen. Ze is vaak boos en dan wil ze anderen slaan. Ze kan daarom

beter een tijdje thuis blijven (stoornisdenken).'
Competenties:

1.1 Geloof tonen in de ontwikkelings- en leermogelijkheden van elke leerling.

(niet aanwezig!)

Het recht op communicatie en sociaal contact van een leerling erkennen als

fundamentele behoefte en als voorwaarde tot leren. (niet aanwezig!)

 

Juf Angelique van mijn autistische zusje: 'Het was even zoeken naar de

mogelijkheden van Anke Lien, maar we hebben sinds kort ontdekt dat

ze veel plezier beleeft aan koken. Ze kan al heel veel zelf. Ik kan echt zien

dat ze er vrolijk van wordt. Hierdoor nemen haar woedeaanvallen

aanzienlijk af. Het komt nog wel eens voor dat ze boos is, maar daar

hebben we ook wat op gevonden: de snoezelkamer. Dat vindt ze prachtig!

(diversiteitsdenken)'

Competenties:

1.1 Geloof tonen in de ontwikkelings- en leermogelijkheden van elke leerling.

Mogelijkheden en talenten van een leerling als uitgangspunt van handelen nemen.

Steeds blijven zoeken naar mogelijkheden, ook als communicatie en sociaal contact niet op een vanzelfstprekende manier verloopt.

1.2 Specifieke onderwijsbehoeften van individuele leerlingen erkennen.

 

Collega (middelbaar onderwijs) Jitske: 'Die ouders zijn zo ontzettend vervelend. Zij willen mij opleggen wat ik wel en niet moet doen met hun kind omdat zij zogenaamd weten wat het beste is voor haar. Ik heb hen duidelijk gemaakt dat ik de leerkracht ben en de gang van zaken in de klas bepaal. Als zij zo goed weten wat goed  is voor hun dochter, moeten ze dat vooral thuis toepassen. In de klas is hun dochter een stoorzender door haar drukke gedrag (ADHD) en bovendien heeft ze een grote mond. Die moet gewoon weten wie de baas is (stoornisdenken).'

Competenties:

1.2 Beluisteren en verkennen van het beeld dat ouders, collega's en andere partners geven van een leerling met specifieke onderwijsbehoeften. (niet aanwezig!)

De beschikbare gegevens over een lerling raadplegen. (niet aanwezig!)

Mogelijkheden en onderwijsbehoeften van leerlingen observeren. (niet aanwezig!)

 

Lerarenkamer op mijn stageschool (middelbare school): Veel leerkrachten tonen geloof in hun leerlingen en bespreken in de lerarenkamer de positieve ervaringen met elkaar. Op die manier inspireren ze elkaar en ik hoor regelmatig: 'Oh, wat leuk! Dat zal ik ook eens proberen bij een van mijn leerlingen/mijn klas!' (diversiteitsdenken) Af en toe zijn er ook minder leuke momenten en wordt er ook wel eens geklaagd: 'Wat is die jongen toch steeds vervelend. Vandaag heb ik hem er al weer uitgestuurd. Er mag wel een onderzoek naar zijn gedrag komen. Volgens mij heeft hij autisme.' (stoornisdenken). En soms zijn er moeilijke situaties die besproken worden op een manier die mogelijkheden onderzoekt: 'Wie ervaart dit moeilijke gedrag ook bij Khaled en hoe zouden we hem kunnen helpen? Heeft iemand al iets gevonden dat goed bij hem werkt? Dan kan ik dat misschien ook uitproberen.' (diversiteitsdenken)

Competenties:

1.1 In het team het recht op persoonlijke ontwikkeling en ontplooiingskansen van elke leerling verdedigen.

1.2 In team een totaalbeeld van een leerling opbouwen.

Beluisteren en verkennen van het beeld dat collega's geven van een leerling met specifieke onderwijsbehoeften.

 

Hoewel er eerst veel weerstand was tegen passend ondwerijs (M-decreet in Nederland), merk ik toch bij steeds meer mensen een positieve houding. Ook bij mezelf is dit het geval: ik heb steeds meer oog voor de mogelijkheden van elke leerling. Op mijn stageschool wordt over het algemeen ook goed omgegaan met de verschillende leerlingen. Ik vind dat heel mooi om te zien. Op deze manier kunnen leerlingen optimaal groeien en zich ontwikkelen en de leerkrachten hebben plezier in hun werk: het zorgt voor voldoening.

bottom of page